Communicatiemodellen
Welke communicatiemodellen bestaan er? Communicatiemodellen worden voornamelijk gebruikt om een communicatieadvies op te stellen. Met een communicatiemodel krijg je namelijk inzicht op jouw huidige manier van communiceren. Dit soort inzicht is vooral van belang wanneer je tegen bepaalde uitdagingen met jouw communicatie aanloopt. Welke communicatiemodellen bestaan er? En hoe gebruik je ze? Dat lees je in dit artikel! Wat is een communicatiemodel? Een communicatiemodel is een model waarin de relaties tussen een zender, boodschap en een ontvanger schematisch worden weergegeven. Een communicatiemodel maakt bijvoorbeeld duidelijk wie iets zegt, wat er wordt gezegd en via welk kanaal een boodschap wordt overgebracht. Maar ook voor wie de boodschap bedoeld is en welk effect de boodschap heeft. Door de jaren heen zijn er verschillende communicatiemodellen bedacht door communicatiewetenschappers. Welke communicatiemodellen bestaan er? Er bestaan meerdere communicatiemodellen waarin communicatie vanuit verschillende manieren wordt benaderd. Uiteindelijk maak je zelf de keuze voor het model dat het beste bij jouw communicatie en de aanpak van eventuele uitdagingen past. Hieronder leg ik de 5 belangrijkste modellen aan je uit. 1. Het zender-ontvanger model van Shannon en Weaver Het basis communicatiemodel bestaat uit een zender en een ontvanger, bedacht door Shannon en Weaver in 1949. Tussen de zender en de ontvanger worden boodschappen en reacties uitgewisseld. Het zender-ontvanger model geeft op een vrij simpele en duidelijke manier weer hoe communicatie werkt. Het zender-ontvanger model van Shannon en Weaver De belangrijkste elementen van dit model Claude Shannon, een Amerikaanse wiskundige en ingenieur, ontwikkelde samen met Warren Weaver een model om de overdracht van informatie te beschrijven, oorspronkelijk bedoeld voor technische communicatie (bijv. telefonie). Het model werd later toegepast op menselijke communicatie. In het model worden de onderstaande elementen beschreven:
  • Zender: Degene die de boodschap verzendt.
  • Boodschap: De informatie die wordt verstuurd.
  • Coderen of encoderen: De zender codeert de boodschap naar een signaal dat door het communicatiemedium kan worden overgebracht.
  • Kanaal: Het medium dat de boodschap overdraagt (bijv. geluid, schrift, beeld).
  • Decoderen: De ontvanger decodeert het signaal terug naar een begrijpelijke boodschap.
  • Ontvanger: Degene die de boodschap ontvangt en interpreteert.
  • Ruis: Externe factoren die de communicatie kunnen verstoren of veranderen.
  • Feedback: Reactie van de ontvanger die teruggaat naar de zender om aan te geven of de boodschap goed is overgekomen.
Repertoire A en B De termen Rep A en Rep B staan voor Repertoire A en Repertoire B. Deze termen verwijzen naar de achtergrond, kennis en ervaringen van de zender (Repertoire A) en de ontvanger (Repertoire B). Repertoire A Dit is het kennis- en ervaringskader van de zender. Het gaat over de taal, culturele achtergrond, eerdere ervaringen en de manier waarop de zender informatie structureert en overbrengt. Hoe groter en diverser Repertoire A is, hoe meer mogelijkheden de zender heeft om een boodschap te coderen. Repertoire B Dit is het zogeheten kennis- en ervaringskader van de ontvanger. Het bepaalt hoe de ontvanger de boodschap decodeert en begrijpt. Een boodschap zal beter overkomen als Repertoire B overeenkomt met Repertoire A, omdat de ontvanger dan dezelfde context en taal gebruikt als de zender. De terugkoppeling en feedback Het concept van feedback werd later toegevoegd om rekening te houden met de reactie van de ontvanger op de boodschap, wat erg belangrijk is om te bepalen of de communicatie effectief is geweest. Toepassing op menselijke communicatie Hoewel het model aanvankelijk werd ontworpen voor technische communicatie, zoals telecommunicatie, wordt het nu veel gebruikt als basis voor communicatie- en informatietheorie in menselijke interacties. Het helpt bij het begrijpen van de structuur en dynamiek van communicatieprocessen, inclusief de rol van (en)coderen, decoderen, ruis en feedback. Het model van Shannon en Weaver is een van de eerste wetenschappelijke benaderingen die de basis legde voor de studie van communicatiestructuren en -processen, zoals encoderen, decoderen, terugkoppeling en feedback. 2. Communicatiemodel van Lasswell Harold Lasswell ontwikkelde een communicatiemodel dat nog regelmatig wordt wordt gebruikt binnen de communicatiewetenschap. Het communicatiemodel is een klassiek zender-ontvanger model en stelt 5 vragen: Communicatiemodel_Laswell
  • Wie is de zender?
  • Wie formuleert en verspreidt een boodschap?
  • Wat is de boodschap?
  • Wat is de inhoud van het bericht of de boodschap, die de zender verspreidt.
  • Via welk kanaal wordt er gecommuniceerd? Het kanaal is het medium dat gebruikt wordt om de boodschap over te brengen en te verzenden.
  • Aan wie? Wie is de ontvanger van de boodschap? Voor welke doelgroep of publiek is de boodschap gericht?
  • Met welk effect? Het effect is waar het bericht toe leidt. Om dit effect te omschrijven wordt er vaak een attitudedriehoek gebruikt waarin kennis, houding en gedrag worden geanalyseerd.
Communicatie in 1 richting Het communicatiemodel van Lasswell is een lineair model dat er vanuit gaat dat er in slechts één richting wordt gecommuniceerd. De ontvanger geeft geen reactie aan de zender. Er is dus geen sprake van een uitwisseling van boodschappen of feedback. Dit model wordt gebruikt om een communicatieplan op te stellen waarbij interactie met de ontvanger niet wordt meegenomen. 3. Communicatiekruispunt van Van Ruler Om een eenrichtingsverkeer visie op communicatie te vermijden, bestaat het communicatiekruispunt van Betteke van Ruler (1998). Het uitgangspunt van dit model is dat niet alle veranderingen of problemen kunnen worden aangepakt met dezelfde strategie. Met het communicatiekruispunt van Van Ruler kun je per situatie bekijken welke communicatiestrategie past bij een situatie en hoe er op de juiste manier gecommuniceerd moet worden met doelgroepen of publiek. De 4 strategieën binnen het communicatiekruispunt van Van Ruler Het communicatiekruispunt bestaat uit een horizontale x-as en een verticale as y-as. Op de horizontale as staat de mate van beïnvloeding en op de verticale as gecontroleerd eenrichtingsverkeer tegenover tweerichtingsverkeer in je communicatie. Het model bestaat uit 4 basisstrategieën. Communicatiemodel_communicatiekruispunt Informering Deze strategie heeft het doel om te informeren. De boodschap moet zo goed mogelijk worden overgebracht aan een doelgroep. Zo wordt een doelgroep aan het denken gezet en in staat moeten zijn om eigen mening te vormen over de boodschap. Omdat er vrijwel geen interactie plaatsvindt, staat deze strategie linksboven in het communicatiekruispunt: eenrichtingsverkeer met bekendmaking als doel. Overreding Deze strategie richt zich op houding, kennis en gedrag. De boodschap moet een doelgroep beïnvloeden op al deze drie gebieden. Overreding staat rechtsboven in het model: eenrichtingsverkeer met beïnvloeding als doel. Dit gebeurt vaak via massacommunicatie en social media. Maar ook politici doen dit steeds vaker via Twitter of X. Dialogisering Bij dialogisering ga je als bedrijf als een soort bemiddelaar het gesprek aan met jouw doelgroep. Het doel is om meningen in kaart brengen en om problemen op te lossen. Denk aan een webinar, bijeenkomst of werkoverleg waarin er de mogelijkheid is om als doelgroep te reageren. Dialogisering staat linksonder in het communicatiekruispunt. Bij deze strategie er is sprake van tweerichtingsverkeer, waarbij beïnvloeding niet het doel is. Formering Bij formering ben je als bedrijf in gesprek met jouw doelgroep en is het ook het doel om met hen in gesprek te blijven. Deze communicatiestrategie wordt ingezet door lobbyorganisaties en om relaties met stakeholders in stand te houden. Formering staat rechtsonder in het communicatiekruispunt. Bij deze strategie gaat het om tweerichtingsverkeer met beïnvloeding als doel. 4. AIDA-model Het AIDA-model is een communicatiemodel dat wordt gebruikt om een doelgroep tot actie over te laten gaan. Dit model werd voor het eerst gepubliceerd door E.K. Strong in 1925, maar zou volgens Strong zelf al eind 19e eeuw ontwikkeld zijn door St Elmo Lewis. Het AIDA-model bestaat uit 4 stappen: Attention, Interest, Desire, Action. Aan de hand van de vier stappen wordt het beslissingsproces van de doelgroep in kaart gebracht. Vanaf het moment dat er aandacht is tot aan de actie waarbij een product of dienst wordt afgenomen. Communicatiemodel_aida Attention (aandacht) De eerste stap van het AIDA-model begint met aandacht trekken van jouw doelgroep. Het doel is om jouw doelgroep bewust te maken dat jouw product of dienst bestaat. Dit gebeurt vaak via massacommunicatie, al wordt hier steeds vaker persoonlijke communicatie voor gebruikt. Interest (interesse) Stap twee gaat in op de interesses van jouw doelgroep. Wanneer je jouw doelgroep op de juiste manier benadert, kun je interesse creëren. Hiervoor moet je dus goed weten wat de interesses van jouw doelgroep zijn. Wanneer dit niet het geval is kan het voorkomen dat ze niet geïnteresseerd zijn in de berichten over jouw product of dienst en zelf geheel afhaken. Desire (verlangen) De derde stap van het AIDA-model gaat over de verlangens van een doelgroep. De doelgroep is zich inmiddels bewust van het bestaan van een product of dienst en heeft interesse getoond. Nu moet de doelgroep de voordelen van jouw product of dienst leren kennen, zodat het verlangen naar toeneemt en ze zelfs een aankoop overwegen. Action (actie) De laatste stap is de daadwerkelijke actie van jouw doelgroep. Ze zijn zich bewust van jouw product of dienst en de voordelen. Dit is het moment dat er een aankoop wordt gedaan en er dus sprake is van een actie. 5. Communicatiemodel van Schulz von Thun In elke boodschap zijn er vier aspecten aanwezig, die samen bekend staan als het communicatiemodel van Schulz von Thun. Deze aspecten zijn: zakelijk, expressief, relationeel en appellerend. Om deze aspecten in een boodschap vast te stellen, moet je de verschillende lagen analyseren die in de communicatie aanwezig zijn. Hieronder leg ik uit hoe je elk aspect kunt herkennen. Communicatiemodel van Schulz von Thun 1. Zakelijk aspect Het zakelijke aspect gaat over de inhoud van de boodschap, de feitelijke informatie die wordt overgedragen. Om het zakelijke aspect vast te stellen, stel je de vraag: Wat wordt er gezegd? Welke feiten, data of informatie worden er gedeeld? Voorbeeld: “De vergadering begint om 10:00 uur.” Het zakelijke aspect: De vergadering start om 10:00 uur (feitelijke informatie). 2. Expressief aspect Het expressieve aspect geeft weer wat de zender van de boodschap over zichzelf laat zien. Dit kan gaan over emoties, houding, of de persoonlijke situatie van de spreker. Om het expressieve aspect vast te stellen, stel je de vraag: Wat zegt de boodschap over de gevoelens, houding of persoonlijkheid van de zender? Voorbeeld: “Ik ben zo moe, de vergadering begint al om 10:00 uur.” Het expressief aspect: De zender voelt zich vermoeid (persoonlijke toestand van de spreker). 3. Relationeel aspect Het relationele aspect gaat over de relatie tussen de zender en de ontvanger. Dit aspect kan betrekking hebben op hoe de zender de ontvanger ziet, wat de zender van de ontvanger verwacht, en hoe hij/zij zich tot de ontvanger verhoudt. Om het relationele aspect vast te stellen, stel je de vraag: Hoe ziet de zender de ontvanger? Wat zegt de boodschap over de verhouding tussen de twee? Voorbeeld: “Ik verwacht dat jij er ook om 10:00 uur bent.” Het relationele aspect: De zender verwacht dat de ontvanger zich houdt aan een afspraak, en neemt een leidende rol in. 4. Appellerend aspect Het appellerende aspect verwijst naar wat de zender wil dat de ontvanger doet, denkt of voelt. Het gaat om het appel dat de zender doet op de ontvanger. Om het appellerende aspect vast te stellen, stel je de vraag: Wat wil de zender dat de ontvanger doet of laat? Welke actie, verandering of reactie wordt gevraagd? Voorbeeld: “Kom op tijd naar de vergadering!” Het appellerende aspect: De zender wil dat de ontvanger op tijd naar de vergadering komt (een verzoek tot actie). Nog even samengevat Door deze vragen voor elk aspect te stellen, kun je een boodschap analyseren op de vier communicatieniveaus en een volledig beeld krijgen van wat de zender eigenlijk communiceert. Als iemand zegt: “Je hebt de deur open laten staan!”, kun je de vier aspecten als volgt onderscheiden:
  • Zakelijk aspect: De deur staat open.
  • Expressief aspect: De zender is misschien geïrriteerd of bezorgd over de open deur.
  • Relationeel aspect: De zender ziet de ontvanger mogelijk als iemand die niet zorgvuldig is of denkt dat de ontvanger de deur zou moeten sluiten.
  • Appellerend aspect: De zender wil dat de ontvanger de deur sluit of hier in de toekomst beter op let.
6. Identiteitsmodel Birkigt en Stadler Volgens Birkigt en Stadler is het imago (reputatie) van een bedrijf een reflectie van hun identiteit. Dit communicatiemodel bestaat uit vier onderdelen: symbolen, communicatie, gedrag en persoonlijkheid. Het identiteitsmodel laat de wisselwerking tussen de identiteit en het imago van jouw bedrijf zien. De vier elementen uit het identiteitsmodel zijn een hulpmiddel voor wanneer jouw bedrijf zijn imago wil veranderen. Communicatiemodel_identiteitsmodel Symbolen Symboliek draait om de beelden die jouw bedrijf gebruikt in jouw uitingen. Denk aan jouw huisstijl, kleurkeuzes, het logo en bijvoorbeeld ook campagnebeelden die worden ingezet als communicatiemiddel. Met behulp van een sterke symboliek kan jouw bedrijf zich onderscheiden van concurrenten. Gedrag Gedrag gaat over alle dagelijkse handelingen van jouw bedrijf, denk aan de omgang met medewerkers en klanten, de manier van reageren op social media; de wijze waarop klantvragen worden beantwoord. Communicatie Communicatie zorgt ervoor dat de persoonlijkheid van jouw bedrijf wordt uitgedragen naar de buitenwereld. Via communicatie worden boodschappen van jouw bedrijf overgebracht naar jouw doelgroep. Het is belangrijk dat de boodschap aansluit bij het gedrag van jouw bedrijf. Persoonlijkheid Persoonlijkheid is het middelpunt en wordt gevormd door de overige drie elementen. Overige modellen Uiteraard worden er binnen de communicatiewetenschap nog veel meer modellen gebruikt en steeds weer nieuwe modellen ontwikkeld. Vaak worden er ook modellen uit de psychologie en sociologie toegepast binnen de communicatiewetenschap. Denk bijvoorbeeld aan het Health Belief Model (HBM).